Een Kerstsprookje

Er was eens …

Lang geleden, in het landelijke gehucht Sint Lenaarts, leefden twee grote dierenvrienden, Sonja en Peter. Ze waren als jonge zielen al onafscheidelijk, niet alleen van elkaar, maar ook van de dieren die hun pad kruisten. Twintig winters geleden besloten ze hun leven te wijden aan de kansarme dieren van het koninkrijk, zij die geen stem hadden en vaak vergeten werden.

Ze bouwden een toevluchtsoord in een paradijselijke omgeving, waar ieder diertje van gekwetste vogel, zieke spinner, gehandicapte hond tot verwaarloosd paard welkom was. Mensen uit het hele rijk kwamen hen opzoeken. Sommigen brachten gewonde of verlaten dieren, anderen kwamen om een nieuw vriendje te adopteren, en weer anderen boden hun hulp aan als vrijwilliger. Maar er waren ook dagen vol tranen, wanneer een dier teruggebracht moest worden of wanneer iemand met pijn in het hart afstand deed van een geliefd dier.

“Peter,” zei Sonja op een koude winteravond terwijl ze samen voor de stoof zaten, omringd door hun harige vrienden: “Denk je dat de wereld ooit zal begrijpen hoe belangrijk deze missie is en wat het met zich meebrengt?”

Peter glimlachte en legde zijn hand op de hare: “Misschien niet iedereen, mijn liefste, maar elke glimlach die we zien bij een dier dat gered is, elke traan van vreugde bij een adoptie, maakt het allemaal de moeite waard.”

De jaren waren niet altijd vriendelijk geweest. Er waren dagen van verdriet, wanneer kwaadwillige mensen hun werk probeerden te ondermijnen. Ze werden beschimpt, belachelijk gemaakt en soms zelfs bedreigd. Maar Peter en Sonja stonden zij aan zij, als een baken van licht in de duisternis voor zij die hen nodig hadden. Samen trotseerden ze elke storm, vastberaden om trouw te blijven aan hun roeping.

Op Kerstavond, precies twintig jaar na de oprichting van hun toevluchtsoord, gebeurde er iets magisch. Het sneeuwde zacht en de weiden leken bedekt met een glinsterend wit deken. Sonja en Peter zaten buiten bij een vuurkorf, genietend van de stilte. Plotseling verscheen er een witte duif met een prachtige kraag en fonkelende veertjes alsof ze met sterrenglitter besprenkeld was. Het was Donald, de duif die ze gered hadden tien jaar geleden toen ze de moeilijke periode doormaakten van de verhuis met al hun beschermelingen. Donald overleed van ouderdom maar was altijd een bijzondere verschijning geweest. Het was wel zeker dat deze prachtige duif niet toevallig op hun pad was gekomen.

“Sonja en Peter,” sprak Donald met zachte stem. “Het koninkrijk heeft jullie werk gezien, en wij, de dieren, willen jullie bedanken. Door jullie moed en liefde hebben reeds duizenden dieren een plek gevonden waar ze zorgeloos kunnen genieten, waar ze veilig zijn. Hoe druk jullie het ook hadden met verbouwen en opbouwen, jullie hebben tijd voor mij gemaakt toen ik jullie nodig had.”

Alle spinners op het terrein kwamen rondom hen zitten en zongen een lied dat hun harten deed smelten. De vele sterren boven hen fonkelden feller dan ooit en een warme gloed omhulde het toevluchtsoord. Die nacht voelden Peter en Sonja meer dan ooit de verbondenheid met de talrijke dieren die hun pad al gekruist hadden.

Sinds die kerstavond bleven Peter en Sonja hun werk voortzetten, met nog meer passie en toewijding dan ooit. Ze wisten dat, ondanks de uitdagingen, hun liefde voor de dieren en voor elkaar, sterker was dan welk kwaad ook. En zo, in die paradijselijke omgeving, ging hun sprookje voort, elke dag een nieuw hoofdstuk van hoop, moed en onvoorwaardelijke liefde.

Donald verwarmde niet alleen de harten van deze twee dierenvrienden. Hij zorgde er ook voor dat de lieve Kerstman zijn rendieren vroeg om er een stop te maken en hen te verrassen met geschenkjes voor hun bewonertjes.

Alle diertjes en hun verzorgers zwaaiden hen met traantjes van geluk na toen ze weer verder vlogen, dankbaar voor al dat lekkers dat ze mochten delen.